Skip to main content

Je hoort van die verhalen

Mensen doen ze gemakkelijk af als wonderen, of halen cynisch de schouders op ‘ja, zal wel’ – verhalen van spontane genezing, mensen die nog maar een paar maanden of jaren te leven hebben en de medici versteld doen staan door veel langer onder ons te blijven. Iedereen heeft die verhalen gehoord. Het zijn geen wonderen, het is de werkelijkheid.

Eens was het heel gewoon…

En het wordt gelukkig weer steeds gewoner: je lichaam en je geest staan niet los van elkaar. Vroeger was de psychische behandeling een natuurlijk onderdeel van de behandeling van ziekte. Denk alleen al aan het gebed. Vanaf de oudheid tot de vorige eeuw was de geest evengoed onderdeel van ziektebestrijding als het lichaam. De laatste honderd jaar namen medische ontwikkelingen een vogelvlucht en lieten we de ziel achter ons.

Maar hoe verder onze medische kennis groeit, hoe vaker we dingen meemaken die onverklaarbaar zijn als we niet ook naar het innerlijk kijken.

Een paar van mijn ervaringen


Meneer Schwartz
Voor zijn onderzoek naar het effect van psychomedische behandeling op kanker interviewde Dr. J.N. Schilder mensen bij wie kanker was verminderd of verdwenen, zonder medische inmenging. Één van de mensen die Dr. Schilder sprak was de heer Schwartz.

Meneer Schwartz had kanker. Eerst een tumor in zijn mond, later een adenocarcinoom in zijn buik. Behandeling was niet meer mogelijk.

Tien jaar eerder was Schwartz’ vrouw van hem gescheiden. Schwartz was toen alcoholist. Zijn ex-vrouw bleef in eerste instantie in de buurt wonen, maar verhuisde uiteindelijk met haar nieuwe vriend. Voor Schwartz was dat niet makkelijk te accepteren, zeker niet toen die vriend ook nog eens aanwezig was op het huwelijk van zijn dochter.

Bij het scheiden zei zijn vrouw dat als Schwartz haar ooit echt nodig zou hebben, ze er voor hem zou zijn. Toen hij de diagnose hoorde, belde hij haar.

Ze kwam nog diezelfde avond. De oud-geliefden vielen elkaar in de armen. “Dat was van mens tot mens; het vieze was eraf,” zou ze er later over zeggen, voor het eerst sinds ze elkaar kenden waren ze werkelijk even tot elkaar doorgedrongen. Vanaf die dag bracht zij hem naar de internist; 34 keer in twee jaar tijd. In die periode sprak Schwartz, op zijn manier, zijn verontschuldiging uit naar haar. Schwartz herstelde, tegen ieders verwachting.

De internist schatte dat de klinische verbetering zich heeft voorgedaan in de eerste vier maanden na de diagnose. Op een CT-scan, zes maanden na de diagnose gemaakt waren geen tumoren meer te zien.

Geertje Brakel
Toen Geertje 28 was werd uitgezaaide eierstokkanker geconstateerd. Ze had, volgens de gynaecoloog, nog vier maanden te leven. Met chemotherapie zouden ze het kunnen rekken tot twee jaar. Exact op dat moment ontdekte Geertje het leven. Ze wilde het voor geen goud meer kwijt.

Voor Geertje was dat dubbel bijzonder, ze was in de jaren voor de diagnose vaak depressief en dacht eraan zich van het leven te beroven. Ze stopte een relatie omdat ze bang was in dezelfde ruzies als haar ouders te belanden. Ze begon een studie psychologie, maar brak die na een jaar weer af. Haar nieuwe vriend weigerde met haar samen te wonen. Het waren donkere tijden voor Geertje Brakel.

En toen kwam de diagnose. Geertje veranderde van bedrukte persoon naar buitengewoon levenslustig. Ze was ondeugend, speels, goedlachs en zei dat ze zich 14 jaar oud voelde en eigenlijk voor de tweede keer geboren. Geertje pakte alles aan om beter te worden. Chemotherapie met tabletten, maar daar werd ze naar eigen zeggen alleen maar zieker van. Haar vriend kreeg de opdracht alle boeken over kanker te verzamelen, zij zette zichzelf op een dieet. En: ze gingen samenwonen.

De tumor groeide niet meer, het nam zelfs af. Zes jaar lang. Daarna stak de kanker soms de kop op, verdween soms nog wat meer – vaak in relatie met problemen in Greetjes leven. In plaats van twee heeft Greetje nog 28 jaar geleefd, net zolang als voor de diagnose.

Meneer van Henken
Anderhalf jaar na zijn pensioen werd meneer van Henken ziek, kanker. De behandelend arts concludeerde dat verdere behandeling onmogelijk was.

Meneer van Henken wachtte thuis de dood af, vroeg om de ‘laatste bediening’. Dat was opmerkelijk omdat de heer van Henken na de dood van zijn eerste vrouw, 25 jaar geleden, met de kerk gebroken had. Zijn vrouw mocht als ongelovige niet in heilige grond begraven worden en dat was voor van Henken onverteerbaar. Maar nu, met de dood in de ogen vroeg hij om ‘het sacrament der stervenden’.

De pater, een hartelijke en goedmoedige man, kwam, bediende, en bleef wekelijks komen. Ze praten samen. Meneer van Henken had het gevoel dat de pater hem steunde met zijn aanwezigheid, de zegen bij vertrek en het gezamenlijk gebed. Na de bediening van het sacrament kreeg van Henken last van visioenen en wanen. Deze zetten hem aan tot onvriendelijk, assertief en veeleisend gedrag. Van Henken lijkt dat maar nauwelijks doorgehad te hebben. Dat hij van zijn zuster hoorde dat hij niet makkelijk geweest was. Of van anderen dat hij onvriendelijk was. Zelf was van Henken zich nergens van bewust. Als hij er over vertelt lijkt het wel als alsof hij het eigenlijk wel best vond dat hij had gedaan zoals hij deed.

Rondom de eerste bediening had van Henken een koortspiek. In de maanden van de bezoeken van de pater en de onvriendelijke dagen daartussen verslechterde van Henkens conditie en nam zijn gewicht verder af van 71 tot 45 kg. Hij ontving voor de tweede keer de laatste bediening.

Meneer van Henken nam zich voor dat mocht hij genezen hij de band met de kerk niet weer zou laten breken. Hij kreeg een tweede koortspiek, produceerde een dag later heel veel ontlasting en vroeg toen om een haring. Hij herstelde en kwam in drie maanden terug op zijn oude gewicht.

Na zijn herstel moest meneer weer opnieuw leren lopen. In het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis werden de preparaten die eerder waren afgenomen, opnieuw onderzocht. Daaruit bleek dat meneer van Henken aan non-Hodgkin lymfoom had geleden.

Van Henken hield zijn belofte en zegt wekelijks in de kerk iets te beleven wat hij niet in woorden kan uitdrukken.

Mijn laatste ervaring
Patiënte komt met bot- en levermetastasen van borstkanker. Ze gaat chemotherapie krijgen en ze wil psycho-oncologie sessies. We gaan aan het werk. Een dag na de tweede sessie mailt ze: Wat er gister allemaal met mij is gebeurd, ik weet het niet, maar ik voel me enorm bevrijd. Toen ik gistermiddag bij je wegging voelde ik me gewoon blij, en dat gevoel is niet meer weggegaan. Ik ben God dankbaar dat jij op mijn pad bent gekomen.

Ik antwoord: “Hartelijk dank voor je terugkoppeling. Ik wil er aan toevoegen dat ik doorgaans de avond voor een sessie bid voor het werk en vaak direct na afloop ook; kort, zoals ook na deze sessie. Dat ging dus parallel aan wat je voelde”.

Enkele dagen later mailt patiënte: “En het zeer goede nieuws is dat de tumormarkers zijn gezakt van 102 naar 62. De arts was hier zeer blij mee. Want het schijnt dat ze pas na de 2e kuur zakken” (en bij haar al na de eerste kuur).

Drie weken later: “De tumormarkers zijn gezakt naar 38,1. Ik wil je hartelijk bedanken voor je hulp, die zeker heeft bijgedragen aan dit goede resultaat. Mede dankzij jouw oefeningen om mij te concentreren op de pijn die ik nog had/heb, is deze ook nagenoeg weg (–) Ik kan je niet genoeg bedanken voor je hulp. Mede hierdoor heb ik ondanks alles toch nog zin in het leven”.

Acht week later: “na de 7e kuur heb ik weer goed nieuws te melden. De uitslag van de CT-scan was weer goed, de tumoren zijn nu onder controle, er zijn nog steeds vlekjes te zien, die ook niet meer weggaan, en middels de 3-wekelijkse kuren in bedwang moeten worden gehouden. Ook de bloedwaarden waren goed, ondanks dat ik een maand ben gestopt met de xeloda-pillen (onderdeel van de kuur).

Heb je vragen of wil je weten of ik je kan helpen? Bel voor een afspraak of stuur mij een email.